Het Geheimzinnige Eiland<br />De Verlatene by Jules Verne (book recommendations for teens .TXT) 📕
Read free book «Het Geheimzinnige Eiland<br />De Verlatene by Jules Verne (book recommendations for teens .TXT) 📕» - read online or download for free at americanlibrarybooks.com
- Author: Jules Verne
Read book online «Het Geheimzinnige Eiland<br />De Verlatene by Jules Verne (book recommendations for teens .TXT) 📕». Author - Jules Verne
Thans volgden zij de richting naar den mond van de Mercy; zeker wilden zij van die zijde het kanaal binnenloopen, en de kolonisten die op het eilandje wacht hielden in den rug aanvallen, zoodat deze dan tusschen twee vuren kwamen, namelijk van de sloep en van de brik, wat voor hen een hoogst ongunstige toestand zou zijn. Een kwartier verliep er, terwijl de boot de richting volgde. Alles bleef doodstil in de lucht en op de wateren. Pencroff en Ayrton verlieten hun post nog niet, hetzij dat ze zich nog niet aan de belegeraars wilden vertoonen en dus blootgesteld zouden zijn aan de kanonnen van de Speedy; ofwel omdat zij op Nab en Gideon Spilett rekenden, die aan de monding van de Mercy waakten, op Cyrus Smith en Harbert, die in de Schoorsteenen op wacht waren. Twintig minuten na het eerste kanonschot, was de boot op twee kabellengten van de Mercy verwijderd. Daar het water op kwam zetten, voelden de roovers zich hoe langer hoe meer naar den oever getrokken en konden zij met moeite in het midden van het kanaal blijven. Maar toen zij vlak voor de monding waren, werden zij begroet met twee kogels, en twee mannen vielen weder in de boot. Nab en Spilett hadden goed geraakt. Spoedig daarop zond de brik een tweeden kogel, maar deze had weder geen andere uitwerking, dan dat hij eenige rotsblokken verbrijzelde.
Er waren thans slechts drie ongekwetste mannen meer in de boot. Door den stroom meegevoerd, schoot zij het kanaal met de snelheid van een pijl binnen, vloog voorbij Cyrus Smith en Harbert, die hen nog niet genoeg in de nabijheid achtten om een schot te lossen; daarop roeiden de boeven de noordpunt van het eiland om, met de twee riemen, die hun restten, ten einde de brik te bereiken.
Tot nog toe hadden de kolonisten zich niet te beklagen. De kansen stonden slecht voor de tegenpartij. Deze had reeds vier gewonden, misschien wel dooden; zij, daarentegen, waren niet gewond, [109]en geen kogels waren er verloren gegaan. Zoo de roovers op deze wijs voortgingen, en met de boot wilden beproeven aan wal te komen, zouden zij ze een voor een kunnen neerschieten.
Bijna op hetzelfde oogenblik dreunde een kanonschot. Bladz. 108.
[110]
Cyrus Smith had dus goed gezien. Een half uur verliep er eer de boot de Speedy was genaderd. Men hoorde een oorverdoovend geschreeuw toen de gewonden aan boord kwamen en twee à drie kanonschoten werden er gelost, maar die niet de minste uitwerking hadden.
Maar thans sprongen een twaalftal matrozen, dronken van woede en misschien ook tengevolge van de buitensporigheden van den vorigen nacht, in de sloep. Een tweede sloep werd uitgezet, waarin anderen plaats namen, en terwijl de een recht op het eilandje afging, trachtte de ander de Mercy binnen te varen, om er de kolonisten uit te drijven.
De toestand werd voor Pencroff en Ayrton onhoudbaar en zij begrepen thans dat ze zich bij hun vrienden moesten voegen. Toch wachtten zij nog totdat de eerste sloep binnen hun bereik was, om twee kogels, die goed gemikt waren, af te schieten, wat opnieuw wanorde bij de bemanning deed ontstaan. Daarop verlieten Pencroff en Ayrton hun post, wierpen zich in de prauw en hadden spoedig de Schoorsteenen bereikt, op het oogenblik dat de tweede boot aan de zuidelijke punt was. Ternauwernood hadden zij Cyrus Smith en Harbert bereikt of het eiland was in de macht der zeeroovers en de matrozen uit de eerste sloep doorkruisten het eilandje in alle richtingen.
Op hetzelfde oogenblik knalden er opnieuw schoten van den post bij de Mercy, waar thans de tweede sloep was genaderd. Twee van de acht matrozen werden doodelijk gewond door de kogels van Gideon Spilett en Nab; en de boot zelf werd tegen de klippen verbrijzeld. Maar de zes overigen hielden hun wapenen boven het hoofd, zorgende dat die niet vochtig werden, en slaagden er eindelijk in aan wal te komen. Toen zij bemerkten te dicht onder het vuur te zijn, vluchtten zij in allerijl naar het Wrakpunt, buiten het bereik der kogels.
Hun toestand was dus deze: op het eilandje twaalf bandieten, waarvan verscheidene gewond waren, maar die toch nog een sloep tot hun beschikking hadden; op het eiland zes roovers, maar deze konden het Rotshuis niet naderen, want zij konden de rivier niet oversteken daar de bruggen weggenomen waren.
“Dat gaat goed!” had Pencroff gezegd, terwijl hij naar de Schoorsteenen ijlde, “wat denkt gij er van, mijnheer Cyrus?”
“Ik denk,” gaf de ingenieur ten antwoord, “dat de strijd een anderen vorm gaat aannemen, want men kan niet veronderstellen dat de boeven in zulk een ongunstigen toestand op deze wijs zullen handelen!”
“Zij zullen het kanaal niet oversteken. De karabijnen van Ayrton en Spilett zijn daar om hun dat te verhinderen. Gij weet wel dat ze verder dan een mijl dragen.” [111]
“Zeker,” antwoordde Harbert, “maar wat vermogen twee karabijnen tegen de kanonnen van de brik?”
“Wel de brik is nog niet in het kanaal!” riep Pencroff.
“Maar wanneer zij er in komt?” vroeg Cyrus Smith.
“Dat is onmogelijk, want zij zou daar verbrijzeld worden!”
“Het is zeer wel mogelijk,” antwoordde Ayrton. “De misdadigers kunnen van het hooge water gebruik maken, om het kanaal binnen te loopen!”
“Duizend duivels!” riep Pencroff, “het schijnt waarlijk dat de schurken het anker lichten!”
“Misschien zullen we wel genoodzaakt zijn om in het Rotshuis de wijk te nemen?” merkte Harbert op.
“Laten wij wachten!” antwoordde Cyrus Smith.
“Maar Nab en mijnheer Spilett?....” zeide Pencroff.
“Zij zullen in tijds bij ons wezen. Houd u gereed, Ayrton. Thans komen uw karabijn en die van Spilett aan de beurt.”
Het was maar al te waar! De Speedy begon haar anker te lichten en scheen het eilandje te willen naderen. De roovers waren slechts met geweren gewapend en konden dus niet het minste kwaad doen aan de kolonisten, of deze verborgen waren in de Schoorsteenen, dan wel bij de monding der Mercy; maar zij, van hun kant, wisten niet dat de kolonisten ook voorzien waren van karabijnen die ver droegen en achtten zich dus in veiligheid. Daarom stelden zij zich dus ook niet verdekt op, toen zij op het eilandje geland waren.
De waan was slechts van korten duur. De karabijnen van Ayrton en Spilett lieten zich spoedig hooren en hadden voor de boeven een noodlottige uitwerking. Twee vielen ter aarde. De overigen vluchtten aan boord van het schip.
“Acht minder!” riep Pencroff uit. “Waarlijk, men zou zeggen dat Spilett en Ayrton elkander waarschuwden als ze vuur wilden geven.”
“Mannen!” antwoordde Ayrton, “de brik komt hierheen.”
Eenige oogenblikken later riep Pencroff uit:
“Daar komen de roovers!”
Thans hadden Spilett en Nab zich bij de overigen gevoegd. Zij hadden niet het minste letsel bekomen; maar allen achtten het nu raadzamer den post bij de Mercy te verlaten.
“Hebt gij eenig plan gemaakt, Cyrus?” vroeg de reporter.
“Wij moeten, terwijl wij nog tijd daartoe hebben, ons in het Rotshuis bergen.”
Zij moesten geen oogenblik verloren laten gaan; want de Speedy was nog slechts op korten afstand en de kogels vlogen in alle richtingen. Zij wierpen zich in den heischtoestel en bereikten den ingang van her Rotshuis, waar Top en Jup den vorigen dag waren opgesloten. Weldra waren zij in de groote zaal. Het was tijd. De kolonisten zagen reeds de Speedy in kruitdamp gehuld door het kanaal [112]stoomen. Zij moesten zich zelfs verschuilen, want het eene schot volgde het andere en de kogels der vier kanonnen troffen in den blinde zoowel den post aan de Mercy als de Schoorsteenen. De rotsen werden verbrijzeld en bij elk schot steeg er een luid gejuich op.
Toch was het te voorzien, dank zij de voorzorgen van Cyrus Smith, dat het Rotshuis vrij zou blijven, toen plotseling een kogel door de deur drong in den voorgang.
“Vervloekt! Wij zijn ontdekt!” riep Pencroff.
Hun toestand was hopeloos, want weldra regende het kogels in het Rotshuis. Hun schuilplaats was ontdekt. Zij konden geen weerstand bieden. Er schoot hun niets over dan zich in het bovenste gedeelte van het Rotshuis te bergen, en hun woning aan de verwoesting prijs te geven, toen plotseling een doffe dreun hun ooren trof, die door een vreeselijken gil gevolgd werd.
Cyrus Smith en zijn makkers snelden naar het venster.... De brik onweerstaanbaar opgeheven door een waterzuil, was in tweeën gespleten en binnen tien minuten was er niets meer van het geheele vaartuig te bespeuren.
De kolonisten op de kust.—Ayrton en Pencroff redden de overblijfselen.—Gesprek onder het ontbijt.—De redeneering van Pencroff.—Bezoek aan den romp van de brik.—De kruitkamer ongedeerd.—Nieuwe rijkdom.—De laatste overblijfselen.
“Zij zijn in de lucht gesprongen!”
“Ja, het is alsof Ayrton de lont in het kruit had geworpen!” antwoordde Pencroff, terwijl hij, gevolgd door Nab en Harbert, naar de opening snelde.
“Maar wat is er gebeurd?” vroeg Gideon Spilett, nog ten hoogste verbaasd over deze onverwachte ontknooping.
“Ditmaal zullen wij het weten!....” antwoordde de ingenieur opgewonden.
“Wat zullen wij weten?”
“Later! later! Kom Spilett.”
“Het voornaamste is thans dat de zeeroovers uitgeroeid worden!”
Cyrus Smith voerde met deze woorden den reporter en Ayrton mede naar het strand, waar Pencroff, Nab en Harbert reeds stonden. [113]
De brik onweerstaanbaar opgeheven door een waterzuil. Blz. 112.
Men zag niets meer van de brik, zelfs geen mast. Eenige overblijfselen kwamen langzamerhand bovendrijven, maar geen planken van het dek noch andere voorwerpen waaruit het schip was samengesteld. [114]Dit was oorzaak, dat zij die plotselinge verdwijning van de Speedy moeilijk konden verklaren. Maar toch zag men spoedig daarop de twee masten met de zeilen boven komen. Zij haastten zich om deze schatten in hun bezit te krijgen. Ayrton en Pencroff sprongen in de prauw om de kostbare voorwerpen aan wal te brengen.
Op het oogenblik dat zij van wal zouden steken, riep Gideon Spilett hen terug met de woorden:
“En de zes boeven die op den rechteroever der Mercy geland zijn?”
Zij hadden waarlijk de zes mannen vergeten, wier sloep tegen de klippen was verbrijzeld.
Niets was er in die richting van de vluchtelingen te bespeuren. Het was zeer waarschijnlijk dat zij, toen de brik uiteen was geslagen, naar het binnengedeelte van het eiland waren gevlucht.
“Later zullen wij ons met hen bezighouden,” zeide Cyrus Smith toen. “Zij kunnen nog gevaarlijk wezen, daar ze gewapend zijn, maar wij zijn zes tegen zes, de kansen staan dus gelijk. Alzoo spoed gemaakt!”
Pencroff en Ayrton slaagden er in om door middel van touwen alles wat dreef op het strand vóor het Rotshuis te halen; daarna brachten zij de kooien met vogels, kisten en vaten in de Schoorsteenen. Ook vonden zij nog eenige lijken, Ayrton herkende dat van Bob Harvey terstond en zeide op fluisterenden toon tot zijn makker:
“Zoo ben ik geweest, Pencroff.”
“Maar gij zijt het niet meer, beste Ayrton!” antwoordde de matroos.
Toen alles zoo goed mogelijk geborgen was, besloten zij bij de Schoorsteenen hun ontbijt te gebruiken. Natuurlijk was het gebeurde steeds het onderwerp van hun gesprek.
“Het is toch een wonder,” herhaalde Pencroff, “dat die schurken juist op het geschiktste oogenblik in de lucht gesprongen zijn! Want het Rotshuis werd voor ons onhoudbaar!”
“Maar kunt ge u begrijpen,” vroeg de reporter, “hoe het gebeurd is, en waardoor het springen van de brik teweeg is gebracht?”
“Wel niets is natuurlijker, mijnheer,” antwoordde Pencroff. “Een zeerooversschip is geen oorlogsschip! Zeeschuimers zijn geen matrozen! Zeker was de deur der kruitkamer geopend; daar zij onophoudelijk vuurden is, door de een of andere onvoorzichtigheid of onhandigheid, de kast gesprongen.”
Er waren echter verschijnselen die met de onderstelling van Pencroff volkomen in strijd waren, en langen tijd hielden de kolonisten zich bezig met gissingen naar de oorzaak van het onheil, dat voor hen zulk een groot geluk was.
Tegen half twee besloten de kolonisten om met hun prauw naar de plaats te gaan, waar de brik gesprongen was. Het was jammer dat de beide sloepen niet behouden waren gebleven; maar de eene was, zooals men weet, bij de monding der Mercy stukgeslagen en [115]geheel ongeschikt; de andere was tegelijk met de brik verdwenen.
De kolonisten bezagen nu den romp van de Speedy, en naarmate de zee afnam konden zij ontdekken, zoo niet de oorzaak van dit ongeval, dan toch de uitwerking.
“Duizend duivels!” riep Pencroff, “dat schip zal moeilijk te kalefaten zijn!”
“Het is zelfs onmogelijk,” meende Ayrton.
“In elk geval,” merkte Gideon Spilett op, “heeft het springen, zoo er een uitbarsting geweest is, een zeer zonderlinge uitwerking gehad. De romp van het schip is van binnen uit elkander
Comments (0)